Ministerie van O&W, Den Haag
Aleid Truijens wist (weer eens)
te vertellen dat het hbo niet deugt (Volkskrant, 16 mei 2012). Daarbij
hanteerde ze de ‘cherry picking’-strategie: ze vermeldde alleen die gegeven die
haar handig uitkwamen. Dat een van de enquêtes, waarop zij zich baseert, manco’s
vertoont, wordt op de koop toe genomen.
Truijens: “Het Onderwijsverslag
2010-2011 van de inspectie meldt weinig positiefs over het hbo, dat volgens de
imagogevoelige bestuurders keihard werkt aan verbetering. Van de studenten
noemt slechts de helft de studie 'stimulerend', een derde vindt de opleiding
'niet uitdagend', bijna de helft denkt dat de opleiding geen goede basis biedt
voor de arbeidsmarkt. Als dit het oordeel is van de niet al te ambitieuze
Nederlandse hbo'er, de zesjeskoning, dan is dat schokkend.”
10 procent van de hbo’ers is
ontevreden over de opleiding, aldus het inspectierapport. Dat gegeven is
kennelijk niet interessant. Uit een ander onderzoek blijkt dat hbo-studenten
over de hele linie wat negatiever zijn over zaken die direct, maar ook indirect
in verband staan met hun studie. Zo waarderen zij de sportfaciliteiten lager
dan hun medestudenten die op de universiteit. Het gaat dan om exact dezelfde
faciliteiten met hetzelfde prijskaartje. Ook het uitgaansleven in de
universiteitssteden wordt minder beoordeeld. Opvallend is dat dit soort gegevens uit die enquête nooit wordt meegenomen in de bespreking van de resultaten. Nuances bekken nu eenmaal niet lekker.
Truijens vermeldt evenmin dat de
spreiding groot is: de tevredenheid van studenten varieert van 42 tot 93
procent.
Truijens: “Genadezesjes worden
nog altijd grif uitgedeeld in het hbo, al dan niet onder druk van het
management. Uit een 'Kwaliteitsenquête hbo', uitgevoerd door Het onderwijsblad
samen met de NOS, blijkt dat 23 procent van de hbo-docenten ooit onder druk is
gezet om een positieve beoordeling te geven. De helft gaf toe aan die druk.”
De vraag uit de enquête luidde:
“Ik ben wel eens onder druk gezet om een positieve beoordeling te geven”. Wat
is ‘wel eens’? Eens paar maand, eens per jaar, eens in de loopbaan? En wat is
‘onder druk zetten’? Een manco van deze enquête, maar Truijens heeft alleen oog
voor de kwaliteit van het hbo.
Truijens: “Het zijn de docenten
die boeten voor de angst van bestuurders voor nieuwe affaires. Ze worden
bedolven onder de formulieren; álles moet voortaan worden verantwoord, waardoor
de docent vele uren kwijt is aan de administratie. Daardoor is volgens 70
procent van de ondervraagden de werkdruk toegenomen en gaat er nog minder tijd
naar het onderwijs.”
In de enquête staat die laatste
toevoeging (‘minder tijd naar het onderwijs’) helemaal niet vermeld. Die heeft
Truijens er aan toegevoegd. En om deze vraag te interpreteren, moet die in
samenhang worden gelezen met de vraag of de werkdruk te groot. 56% vindt, zo bleek uit het onderzoek, die
werkdruk hanteerbaar.
Truijens: “Externe normen voor
toetsing helaas alleen mogelijk met centrale examens, om te beginnen in de
kernvakken. Het is een paardenmiddel, het hoger onderwijs onwaardig, en
vervelend voor de hogescholen die wél goed presteren, maar in de huidige
structuur is er niets dat kwaliteit afdwingt.”
Als docenten iets aangeven dat
Truijens van pas komt, wordt dat gegeven grif overgenomen. Als docenten iets
aangeven dat Truijens niet van pas komt, wordt dat gegeven genegeerd. Dan zijn
de docenten ineens geen bron van expertise meer. Slechts 18% geeft aan dat centrale
examens en eindkwalificaties het werk hun stuk zou vergemakkelijken. Los van
het feit dat in dit item twee gegevens tegelijkertijd werden opgenomen (slechte
vraag, dus), is de vraag gerechtvaardigd waarom de docenten nu ineens niet meer
over een expertise beschikbaar. Als 23% van de docenten zegt dat de kwaliteit
in het hbo slechter is geworden, is dat niet interessant.
Conclusie: een klassiek geval
van ‘cherry picking’.