RitZ
T.z.t. verschijnt de onderstaande bijdrage, na te zijn ontdaan van allerlei talige ontsporingen, in het boek ‘De Opinie-industrie’ (najaar 2013). Het streepje op de laatste e bij Bommelje moet u er maar bij denken.
T.z.t. verschijnt de onderstaande bijdrage, na te zijn ontdaan van allerlei talige ontsporingen, in het boek ‘De Opinie-industrie’ (najaar 2013). Het streepje op de laatste e bij Bommelje moet u er maar bij denken.
Bommelje
mocht in het NRC weer eens breed uitpakken over de degeneratie van het
Nederlandse onderwijs (2 februari 2013). Wat Bommelje presenteert als een alom
aanwezige “intellectuele erosie en culturele infantilisering” blijkt bij nadere beschouwing niet veel
meer te zijn dan een puik staaltje cherry picking. Toegegeven, het twitterend
intellect vond het allemaal prachtig, maar alle jubelende intelligentsia ten spijt,
is het toch zaak om zijn betoog te ontdoen van alle retorische rimram. Het
residu bestaat slechts uit een paar rotte kersjes.
Kersje
1: Uit het onderzoek van het Adult Literacy and Life Skills Survey (ALL) pikt
Bommelje het volgende op: het gemiddelde niveau van ‘geletterdheid’ is in de
afgelopen decennia in de meeste landen vooruitgegaan, maar in Nederland was er
juist sprake van achteruitgang. Interessant is wat het ROA naar aanleiding van
hetzelfde onderzoek schrijft: “Nederland scoort goed op probleemoplossend
vermogen (eerste positie), gecijferdheid (tweede positie) en documentgeletterdheid
(tweede positie). Voor prozageletterdheid neemt Nederland de vierde positie
in. Noorwegen scoort over het algemeen ook hoog, terwijl de Verenigde Staten,
Hongarije en Italië over het algemeen laag scoren. Behalve de gemiddelde
score, is ook de spreiding belangrijk; voor Nederland is die spreiding gering.
In dat opzicht lijken Noorwegen en Nederland veel op elkaar; goede gemiddelde
prestaties en relatief kleine verschillen tussen de onder- en de bovenkant van
de vaardigheidsverdeling. In vergelijking met andere landen telt Nederland
relatief weinig mensen op niveau 1, het niveau dat wordt aangeduid als
‘laaggeletterd’. Het gaat om rond 10% van de beroepsbevolking (16-65 jaar).
Kijken we naar het hoogste beheersingsniveau, niveau 4/5, dan zien we een ander
beeld. Zeker met geletterdheid zit Nederland met een zesde plaats in de
middenmoot. Voor gecijferdheid en probleemoplossend vermogen is het beeld veel
positiever.” Kortom, een kwestie van cherry picking.
Kersje
2: Uit het PONN-onderzoek over het reken- en wiskundeniveau (halverwege het
basisonderwijs) dat augustus 2012 verscheen, blijkt overigens niets van een of
andere intellectuele erosie. Voor de aardigheid even de Cito-resultaten m.b.t. de
rekenkunstjes van Nederlandse leerlingen. Voor
het onderdeel ‘Basisautomatisme optellen en aftrekken’ geldt dat het gemiddelde
niveau in 2010 iets lager is dan in 2003. Er is sprake van een significant
verschil. Voor de onderdelen ‘getallen en getalrelaties’, ‘basisautomatisme
vermenigvuldiging en delen’, ‘bewerkingen optellen en aftrekken’, ‘tijd’ en ‘geld’
geldt dat het gemiddelde niveau in 2010 is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde
niveau in 2003. Voor de onderdelen ‘bewerkingen vermenigvuldiging en delen’, ‘complexe
bewerkingen’, ‘meten en meetkunde’ en ‘verhoudingen’ geldt dat het gemiddelde
niveau in 2010 is iets hoger dan in 2003. Er is sprake van een significant
verschil.
Kortom,
de prestaties van de leerlingen op een van de tien onderdelen zijn achteruitgegaan; bij vier onderdelen deden
de leerlingen het zelfs beter. Ook de taalprestaties zijn de afgelopen jaren
vooruitgegaan.
Bommelje
haalt een brief van het ministerie over het uitstel van de verplichte
rekentoets voor het middelbaar onderwijs aan en besluit dan vrolijk: “deze
deconfiture sluit waarschijnlijk beter dan de opgewekte Citopersberichten aan
bij de realiteit van het Nederlandse onderwijs”. Het onderzoek van de Cito
wordt handig gemarginaliseerd tot “opgewekte persberichten” en de toevoeging “…waarschijnlijk…”
is een klassiek voorbeeld van een immuniseringstrategie. Beargumenteerd is er
overigens nog steeds niets.
Kersje
3: Toegegeven, Bommelje haalt vervolgens het onderzoek van
ontwikkelingspsycholoog Van der Werf aan, die vindt dat er sprake is van een heuse
niveaudaling. Haar (of dat?) onderzoek heb ik elders besproken: de conclusie
blijkt echter niet meer dan een stellige indruk te zijn, die niet eens in overeenstemming is met
cijfers die uit haar eigen onderzoek rolden. (Dat is anti-Popper in de
achteruitversnelling in het kwadraat.)
De
conclusie van Bommelje (generatie-Einstein kan niet spellen, niet rekenen en
niet lezen) berust dan ook op drijfzand. Na deze twitterconclusie was het betoog van Bommelje nog niet klaar. Er werd het tekort van
beta-studenten en de groei van nonsensstudies in het hoger onderwijs erbij
gesleurd, vervolgens bleek er een heus complot te zijn met als doel ‘verhulling en
verbloeming van de werkelijkheid’. Daarna zaten we ineens eerst bij Pauw &
Witteman aan tafel en vervolgens zaten bij Beatrix op schoot. Na deze aaneenrijging van
tweets was ik het spoor volledig bijster, maar dat ligt ongetwijfeld aan mijn
intellectuele tekortkomingen.
Het
was overigens niet het eerste staaltje van cherry picking van Bommelje. Er
verschenen eerder rottende peertjes van zijn hand. Zo mocht hij in het NRC het
schandaal over declaraties aan de TU Delft bespreken. Volgens Bommeljé was dat
geen incident, maar een symptoom van een ontspoorde bestuurscultuur in het
hoger onderwijs (NRC, 4 feb. 2012). Bommeljé onderbouwde ook die stelling zeer
gebrekkig. Hij wees op het declaratiegedrag van de Delftse decaan Waas en
collegevoorzitter Van den Berg. De bestuurders van Inholland declareerden er
inderdaad lustig op los, maar het was wel net zo netjes geweest om te vermelden
dat het ging om de voorgangers van het huidige bestuur.
De
rest van de argumenten deugden niet. Bestuurders Smit (VU) en Kortmann
(Radboud) hadden inderdaad betaalde commissariaten, maar dat heeft niets van
doen met onterechte declaraties. Het enige harde feit dat Bommeljé over Ritzen
(Unimaas) presenteerde, was dat hij veel naar China ging. Tja? En? Boekhoud en
Koops werden eveneens als voorbeeld opgevoerd, maar beide bestuurders werkten
niet in het hoger onderwijs, maar in het middelbaar onderwijs. Daarom moest
Bommeljé een bruggetje bouwen en dat gebeurde dan ook prompt: “Middelbaar onderwijs
neemt dit gedrag moeiteloos over.” En zo kan Bommeljé alles bij elkaar fröbelen,
zonder nadere argumentatie.
Verder
selecteerde Bommeljé ook hier alleen die feiten die hem pas komen. Volgens hem
heeft het hoger onderwijs het afgelopen twintig jaar uiterst povere resultaten
geleverd. Het bewijs is eenvoudig: het studierendement is verhoudingsgewijs
laag (47%) en het niveau slecht. Het bewijs voor die laatste stelling kwam van de
koker van de commissie-Veerman. Die concludeerde volgens hem dat het hoger
onderwijs in Nederland ronduit slecht is. We hebben het dan over een commissie
die letterlijk schreef dat “de basiskwaliteit van het onderwijs op orde is” en ook dat “het
Nederlandse universitaire onderzoek internationaal zeer goed presteert”. In de
ranking van de Times Higher Education, zo bleek onlangs, staan de gezamenlijke
Nederlandse universiteiten op nummer 3. Dat alles past niet in het betoog van
Bommeljé. Evenmin dat men op het ministerie onlangs liet uitrekenen dat het hbo
een overhead van bijna 26% kent. Dat is nog te veel, maar het klinkt anders dan
Bommelje’s spectaculaire 80%.
In
Amsterdam mag men in het eerste studiejaar een 5 compenseren met een hoger
cijfer. Voor Bommeljé is dat het zoveelste bewijs van de academische
verloedering. Maar zelf neemt hij niet eens de moeite om ook maar één
inhoudelijk argumenten van de voorstanders van de maatregel te bespreken.
Het
deftige NRC kon destijds in 2011 niet achterblijven in de spectaculaire berichtgeving
over het belabberde hbo en zette fors in met een vette kop: het hbo fraudeert al sinds
1984. Historicus Bommeljé mocht op de Opiniepagina uitleggen hoe dat zat.
Meteen in de eerste alinea ging het al helemaal fout. “Wie was echt verrast
over de twee recente rapporten van de Inspectie van het Onderwijs waarin werd
gesteld dat het merendeel van de onderzochte hbo-opleidingen ‘onder de maat’
bleek, zich ‘niet aan de wet hield’ en ‘onzorgvuldig gedrag’ vertoonde (NRC Handelsblad,
29 april)? Wie werd daadwerkelijk overvallen door het bericht dat misschien wel
eenderde van alle studenten onterecht een diploma had gekregen en dat de
onderwijssituatie op hogescholen ‘zorgelijk’ is, of ten minste ‘aanzienlijke
tekortkomingen’ vertoont?”
In
het rapport van de inspectie werd echter gesteld dat het afstudeertraject voor
langstudeerders bij 4 van de 1200 zeer zwak was en bij nog eens 4 zorgelijk was. (Alle
99 opleidingen werden bevraagd en - als de antwoorden niet bevredigend waren -
kreeg een instelling nog een aanvullende vragenlijst voorgelegd. Naast die
vragenlijsten vormden negatieve signalen van (bijv. oudstudenten) de aanleiding
om een aantal opleidingen nader te bekijken. Alleen bij 5 opleidingen van
Inholland werd ook naar het reguliere traject gekeken.) Bommeljé refereerde
verder aan een bericht waarin – volgens hem - stond dat misschien wel eenderde
van alle studenten onterecht een diploma had gekregen. Laten we voor de
aardigheid eens de letterlijke tekst uit dat bericht erbij halen: “De Inspectie
van het Onderwijs onderzocht bij Inholland drie studies waar alternatieve
afstudeertrajecten golden, maar ook twee opleidingen waar alles volgens de
regels leek te verlopen. In totaal bleek 39 procent van de 200 onderzochte
diploma's ten onrechte verstrekt te zijn.” (NRC, 28 april 2011). Het ging dus
helemaal niet over verstrekte diploma’s in het hbo, maar over verstrekte
diploma’s aan langstudeerders die een alternatieve afstudeerroute bij 3
opleidingen van Inholland hadden doorlopen. Sterker nog, de inspectie zegt op
haar site letterlijk dat “door de wijze waarop de onderzochte opleidingen zijn
geselecteerd (op basis van risico-inschatting en ernstige signalen) het
onderzoek expliciet niet een algemeen beeld van het bekostigd hbo geeft”.
Sowieso
was de intro van dit artikel van Bommeljé verrassend. Het zou dus gaan over
fraude in het hbo, maar over het onderzoek dat in de eerste alinea werd
aangehaald, schrijven de auteurs van dat onderzoek op p. 18 letterlijk dat er
geen sprake was “frauduleus handelen”.
Vervolgens
introduceerde de auteur een retorische truc: “laten we elkaar niets wijsmaken.
Dit (de foutieve weergave van Bommelej wel te verstaan) was oud nieuws, gaapverwekkend, meer van hetzelfde en zelfs geen reden om
een wenkbrauw op te trekken."
Waaruit
blijkt dat er meer dan een kwart eeuw in het hbo wordt gefraudeerd? Was het
echt zo vanzelfsprekend? We zullen de verrassende argumentatie van Bommeljé eens volgen.
In
1984 bleek de Haagse Avondschool enkele honderden niet-bestaande studenten te
hebben ingeschreven voor de Moedermavo. Inderdaad, het was een duidelijk geval
van fraude (van – let wel – één opleiding). Maar toch...
In
2004 kwam aan het licht dat er rond 2000 voor 96 miljoen teveel aan subsidie
werd ontvangen. Maar ook hier moeten we wel enkele kanttekeningen plaatsen. Ten
eerste stelde de commissie-Schutte die deze kwestie onderzocht, dat “onderwijsland
geen fraudeland” is. Het bedrag kwam voornamelijk voor rekening van een klein
aantal instellingen. Zo was 57 miljoen gedeclareerd door drie instellingen.
Rutte, de toenmalige staatssecretaris, deelde de mening van Schutte. Er zijn “geen
zwembaden aangelegd in achtertuinen van bestuursvoorzitters”. Hij wees erop dat
het geld niet was onttrokken aan de belastingbetaler. De onderwijsinstellingen
die zich wel aan de regels hielden, kregen minder geld.
Een
tweede kanttekeningen werd geplaatst door Bert Vroon, de toenmalige voorzitter
van het college van bestuur van de CHN. OCW had volgens hem een scheiding
moeten aanbrengen tussen werkelijke fraudegevallen en interpretatieverschillen
van regels. “In plaats daarvan hebben ze alles op één hoop gegooid, en de
hogescholen alle schuld in de schoenen geschoven. Terwijl het ministerie zelf
ook schuld draagt door onduidelijke regels.” De bestuursrechter in Leeuwarden
vernietigde het besluit van de staatssecretaris (een terugvordering van
ongeveer 830.000 euro). De Raad van State bevestigde die uitspraak (AB
2008,65), al moet ik toegegeven dat de kwestie wat ingewikkelder ligt dan ik
hier weergeef.
Vervolgens
ontspoort de argumentatie in het artikel helemaal. Het stuk gaat verder over
ontevreden studenten en visitatiecommissies. In 1999 bleken studenten aan opleidingen een onvoldoende te geven. Hoeveel? Drie! En ook was er volgens Bommeljé rond 2002
enorme kritiek van de zijde van de inspectie en visitatiecommissies. Ook bij
deze weergave kunnen we (enorme) kanttekeningen plaatsen. In het jaarverslag
van de onderwijsinspectie in 2002 kunnen we op p. 143 namelijk het volgende
lezen: “De kwaliteit van het binnenschools curriculum is bij de meeste
hbo-opleidingen voldoende tot goed. Een klein deel van de opleidingen kreeg van
visitatiecommissies te horen dat de aandacht voor theorie zwaarder kon worden
aangezet. Ook bleek bij sommige opleidingen weliswaar de inhoud en het niveau
van het curriculum voldoende, maar was er geen methode om de handhaving ervan
te borgen.” Enorme kritiek?
Een jaar later is het niet anders: “Visitatiecommissies zijn over het algemeen tevreden over het curriculum en de inhoud van de opleidingen (binnenschools curriculum 74 procent voldoende) alsmede over de kwalificaties die afgestudeerden bereiken (gerealiseerde kwalificaties 79 procent voldoende)” (p. 228).
Een jaar later is het niet anders: “Visitatiecommissies zijn over het algemeen tevreden over het curriculum en de inhoud van de opleidingen (binnenschools curriculum 74 procent voldoende) alsmede over de kwalificaties die afgestudeerden bereiken (gerealiseerde kwalificaties 79 procent voldoende)” (p. 228).
De
retoriek van Bommeljé ten spijt (“het zou nog veel erger worden”) wordt in het
jaarverslag van onderwijsinspectie helemaal niet het desastreuze beeld
geschetst dat hij de lezer voorspiegelt. Het percentage hbo-opleidingen dat in
2002 ernstige tekortkomingen vertoonde, was in het WO nagenoeg hetzelfde. Maar
los hiervan, wat heeft dat allemaal met fraude te maken?
De
in 2006 door het SCP geuite voorspelling over het onderwijs- en kennisniveau werd in hetzelfde
jaar bewaarheid, stelt Bommeljé. In dat jaar bleken zelfs bijspijkercursussen
in het hoger onderwijs noodzakelijk. Hij verwees naar de lerarenopleiding voor
het basisonderwijs en naar de universiteiten. Maar wat heeft het gebrekkige
niveau van de instroom te maken met fraude in het hbo? Bommeljé besteedde
vervolgens zelfs een hele alinea aan het gebrekkige taalniveau van
universitaire studenten. Die uitwijding stond niet alleen los van het thema ‘fraude’,
maar had zelfs niets meer met het onderwerp van het artikel (‘hbo’) te maken.
Vanaf
dat moment raakte de auteur het zicht op de werkelijkheid volledig kwijt. (Dat
is een flauwe opmerking, maar ik maak hem toch om te laten zien hoe makkelijk
de retorische trucjes van Bommeljé ook toepasbaar zijn op zijn eigen artikel.)
Hij beweerde dat “uit de beoordelingen van de 279 hbo-opleidingen die de NVAO
controleerde tussen 2006 en 2010 blijkt (…) dat aan vrijwel alle
hbo-opleidingen de goedkeuring verleend die nodig is voor
overheidsfinanciering, ook aan de opleidingen die nu door dezelfde organisatie
worden gekwalificeerd als ‘niet hbo-waardig’.” We gaan weer even terug naar de
feiten. Die vrijwel “…alle hbo-opleiding…” zijn er in het totaal 4 van de 1189.
En de kwalificatie had niet betrekking op de hele opleiding, maar op een
betrekkelijk minuscuul onderdeel, namelijk het alternatieve afstudeertraject
van langstudeerders, die hun studie maar niet wilden afronden. En waar zit nu
de fraude? In het artikel zou toch ‘aangetoond’ worden dat in het hbo al meer
dan een kwart eeuw gefraudeerd wordt? De tussenstand is: 1 geval in 1984 van echte fraude.
Bommeljé
stelde verder dat de onderwijsinspectie en de NVAO in 2008 met elkaar in
conflict raakten. Het hbo-niveau zou op veel door de NVAO
'geaccrediteerde' pabo-opleidingen niet voldoende gegarandeerd zijn. Volgens de
NVAO is dat onjuist. "De NVAO heeft pas begin 2009 de pabo’s
beoordeeld op basis van de ingediende visitatierapporten. Ondanks de positieve
rapportages heeft de NVAO in juni 2009 besloten zeven opleidingen niet te
accrediteren, omdat twijfel bestond over de borging van het hbo-niveau."
Om
een en ander (maar wat precies, weet ik niet) te verduidelijken werd op het
einde van het stuk ook nog de overhead van de Universiteit van Amsterdam erbij
gesleept. 56% van het personeel werkt niet aan onderwijs of onderzoek.
Inderdaad, schokkend, maar ook hier moeten we voor de zoveelste keer de vraag
stellen: wat heeft de overhead van de UvA te maken met het hbo? En wat heeft
het van doen met de fraude? Op 21 maart van dit jaar stelde Zijlstra dat het
hbo een overhead van bijna 26% kent.
De
politiek heeft volgens Bommeljé altijd gekozen voor glanzende façades van de
kenniseconomie. Nooit wierp ze een “echte blik op de treurnis daarachter, van
desperate of cynische docenten, van zichzelf verrijkende en door almacht
geobsedeerde bestuurders en van wanhopige, luie of over het paard getilde
studenten”. De docent lijkt er in zijn aanklacht dus nog genadig af te
komen, maar schijn bedriegt. Maar tussen de regels door wordt duidelijk dat de
grote boef in het verhaal diezelfde docent is. Hij is degene die het onderwijs
totaal verziekt heeft. Ik zal voor de aardigheid Bommeljé’s opmerkingen bij
elkaar zetten: “…docenten om onduidelijke redenen wekenlang afwezig zijn…”, “…mensen
die geen Engels spreken…”. (Dus niet zo goed als oud-minister Luns met zijn "I fok horses" tegen een verbijsterende John F. Kennedy?) Zij gaven talrijke groepsopdrachten waren waarvoor
iedereen een voldoende kreeg. Zij produceerden “tentamens - die toch al
diepgang missen – en steeds opnieuw werden gebruikt, zodat studenten de
antwoorden al kenden”. En examencommissies “bestonden vrijwel altijd uit eigen
personeel van de opleiding, dat financieel baat had bij veel geslaagde
studenten”. Uit de mond van Veerman liet Bommeljé komen dat nog al wat docenten
“niet goed genoeg” waren. (Dat citaat heb ik nergens kunnen terug vinden. Niet
in het rapport van de commissie en evenmin in Trouw, Volkskrant en NRC. Hoewel,
een keer... In een artikel in de Volkskrant vond ik uiteindelijk het gewraakte
citaat terug. De auteur van dat artikel? Inderdaad, Bommeljé.)
Wel
was er een negatief oordeel van studenten over het gebrek aan uitdaging in het
hbo en het niveau van de docenten. In de periode 1996-2005 werden hbo-studenten
inderdaad steeds negatiever over hun opleidingen. Met name de inhoud van de
studie en de kwaliteit van de docenten werden kritisch beoordeeld, zeker in
vergelijking met de universitaire studenten. Maar uit hetzelfde onderzoek
blijkt dat hbo-studenten ook behoorlijk negatiever oordeelden over de
sportfaciliteiten in vergelijking met wo-studenten. Zelfs in
universiteitssteden waar hbo- en wo-studenten hetzelfde tarief voor de dezelfde
sportfaciliteiten betaalden, was de waardering door hbo-studenten veel lager.
Voor het uitgaansleven gold hetzelfde. Hoewel het verschil klein is,
beoordeelden hbo-studenten de uitgaansfaciliteiten in de universiteitssteden
gemiddeld lager dan wo-studenten. Dat roept dus de vraag op wat je nu precies
op basis van zo’n onderzoek mag concluderen. Zijn de eisen in het hbo echt te
laag of oordelen studenten in het hbo sowieso altijd negatiever over alles. Pas
als deze vraag is beantwoord, kan er een zinvolle conclusie uit het onderzoek
worden getrokken.
Wat
te denken van het artikel? De auteur kondigde aan dat het hbo 24 jaar aan het
frauderen was. Die beschuldiging maakt hij in de verste verte niet hard. In
1984 maakte één avondschool zich schuldig aan fraude; rond 2000 een aantal
hogeschool (ten koste van andere hogescholen), hoewel de voorzitter van de
onderzoekscommissie ‘onderwijsland geen fraudeland’ wilde noemen. Maar verder?
Verder was er niets te melden. Elke negatieve opmerkingen over het hbo werd
losgeweekt uit de context, uitvergroot tot enorme proporties en gepresenteerd
als een objectieve waarheid.